Even een ferrietatualisatie.
Om even een indruk te krijgen van K1 (ur=80) materiaal (Epcos/TDK) met mat 61 als referentie, even wat experimentjes gedaan op een leuke hobbyfrequentie van 3.7 MHz. Helaas geen staaf, maar varkensneus van 14.5*14.5 mm2.
Eerst even naar de spreiding in het materiaal gekeken door de vakrensneusjes in een buisje te stoppen met 40 windingen 0.2 mm Cu-draad omheen. Dit is natuurlijk geen absolutie meting (omdat een deel van het veld door de lucht gaat, en het proximityverlies verandert), maar de spreiding in Rs van mijn spoel ligt binnen 10%. In geval van mat 61 (Fair-rite) is de spreiding erg groot (factor 2), en het gemiddelde komt serieus slechter uit dan van het K1 materiaal.
Bij mat 61 helpt een niet kortsgesloten foliewikkeling van één winding om de Q-factor te vergroten, bij het K1 materiaal is het effect verwaarloosbaar.
Ook even een testje gedaan door een bos draad om een samenstel van kerntjes te wikkelen, wel met PE isolatie ertussen. Hoge zelfinducties in combinatie met rechtstreeks op de kern wikkelen is garantie voor lage Q-factor.
De grote bestaat uit 3*2 kernen, de kleinere bestaat uit 4 kernen achter elkaar. De nylon spandraad houdt de kerntjes bij elkaar. De eindvlakken heb ik niet mechanisch bewerkt (om te voorkomen dat de materiaaleigenschappen achteruit gaan).
De grote spoel heeft LF inductie (200 kHz) van 120 uH en een Q = 217 op 3.7 MHz als resonator.
De kleinere platte heeft een LF inductie van 190 uH en Q = 168 op 3.7 MHz als resonator, SRF (als dipool) = 7.6 MHz.
Bij de kleine geeft een dikker wikkellichaam (ong 2.5 mm in plaats van 1.3 mm) een Q = 206.
Oh ja, de kernen zijn niet geselecteerd op Q-factor, gewoon zo uit het zakje bij Farnell vandaan.
Met 8*45 mm mat 61 kernen (nee, niet van ali maar RS components) uit dezelfde batch varieert de Q tussen grofweg 70 en 160, eveneens bij 3.7 MHz bij een zelfinductie van rond 150 uH.
Bij de lage ur ferrietmaterialen (perminvar materialen) zijn de verliezen afhankelijk van hoe het zachtgloeien rond het curiepunt wordt uitgevoerd. Goed doen kost tijd (vanwege de lage vereiste dT/dt). Naderhand blootstellen aan sterk magnetisch veld of mechanische stress verhoogt de verliezen.
Ik heb een "goede" mat 61 kern even tegen een dikke magneet gehouden, daarna Q in de testopstelling gemeten. Die was gehalveerd ten opzichte van de waarde voor het misbruiken met de magneet.
De volgende experimenten ga ik doen met 3 mm kerntjes in mat 67 (fair rite). De leverancier wordt een van de grootgrutters in elektronicamaterialen. Een grotere kern kan ik dan samenstellen uit kleintjes.
Hans (PB2T) kwam nog NMG. Ze hebben prima materialen in het lage ur segment, maar de verkrijgbaarheid lijkt erg lastig, dus vandaar de experimenten met het 67 materiaal (ur = 40).