Het antwoord moet D - 10 pf zijn.Vraag: Een ideale transformator heeft een primaire wikkeling van 9 windingen en een secundaire van 3 windingen. Op de secundaire wikkeling wordt een condensator aangesloten van 90 pF
Op de primaire wikkeling wordt een capaciteit gemeten van:
A) 30 pF
B) 810 pF
C) 270 pF
D) 10 pF
Nu is mij geleerd dat impedantie en capaciteit in combinatie met een transformator kan worden berekend door het kwadraat van de wikkelverhouding te nemen, in het geval hierboven is het dan 3 kwadraat = 9.
Nu zit op de secundaire kant 3 wikkelingen 90 pf, primair heeft 9 wikkelingen en dan zou de capaciteit dus 3 kwadraat groter moeten zijn, niet 3 kwadraat kleiner.
Nu kan ik mij vergissen en kan het zo zijn dat capaciteit met het aantal wikkelingen juist afneemt, maar in dezelfde curcus krijg ik een 2e voorbeeld die dat weer ontkracht.
Hier zit de 0,8 pf op 20 wikkelingen. De wikkelverhouding is 25, in het kwadraat is 625. Maal 0,8 komt op 500 pf. Dus het aantal windingen wordt groter, capaciteit wordt groter.Een ideale transformator vraagt een capaciteit van 0,8 pF aan de primaire wikkeling.
We hebben primair 20 wikkelingen, secundair 500 wikkelingen.
Benodigde capaciteit 0,8 pF primair, 0,8 pF / 20² * 500² = 500 pF
Monteren we een capaciteit van 500pF aan secundaire wikkelingen dan zal de C 0,8 pF zijn.
Zou je dit toepassen op het eerste voorbeeld dan zou het, aannemende dat het antwoord 10pf is, het volgende worden: 10pf/9 kwadraat maal 3 kwadraat = 1,11 pf en dat is geen 90 pf. Een van de voorbeelden lijkt mij niet juist, of waar ga ik de mist in?